Doorschieten is dikwijls te verkiezen boven een direct gemaakte carambole. Het eindigt dan dikwijls met de stootbal, tussen de weggerolde tweede en derde bal in. Tussen aanspeelbal en raakbal komen te liggen, dwingt de speler dikwijls tot een ruimere oplossing over een of meerdere banden. Door de positie te behandelen als doorschietstoot, kun je bij rustig spel, de aanspeelbal en de raakbal voor je uitduwen. Vergelijk het maar met het voor zich uit in het zicht houden van de schaapjes, door de herdershond. Een natuurlijk voorwaarts rollende bal is makkelijker te besturen, dan een stootbal die via hoeken of banden van koers moet veranderen, om een carambole te realiseren. Om zo goed mogelijk de doorschietsituaties zichtbaar te maken, zijn de uitrollijnen van de aanspeelbal en de raakbal weggelaten.
Doorschieten in lijn.
De stootbal, aanspeelbal en raakbal liggen bijna in lijn. Als je vol op twee aanspeelt, schuiven stootbal en aanspeelbal rakelings langs de raakbal. Dat is niet de bedoeling natuurlijk. We willen een geldige carambole maken. Dat kan, door de tweede bal nog steeds vol aan te spelen. Op de stootbal breng je licht zijeffect aan, afhankelijk van een gewenste uitwijking, naar rechts of naar links. Als stootbal en aanspeelbal elkaar ontmoeten zorgt het geplaatste zijeffect voor wrijving/frictie. De aanspeelbal blijft rechtdoor gaan. De stootbal wijkt na kontakt met de aanspeelbal, door de draaiende stootbal, uit in de gewenste richting. Ruw geformuleerd, is er voor een wijking van drie graden, 1 millimeter zijeffect nodig. Heeft de situatie op tafel een wijking van 9 graden, dan is er drie millimeter zijeffect nodig, op rolstoothoogte. De aanspeelbal wordt weggeduwd. De lichte topspin op de stootbal en het voortrollende balgewicht van 210 gram, laten de stootbal uitrollen in de richting van de verderop liggende raakbal. In de tekeningen A en B zijn de situaties in beeld gebracht.
Doorschieten onder een hoek.
Ligt de raakbal, onder een hoek, meer zijwaarts, dan kan de verleiding groot om maar een directe carambole te produceren. Toch kan een doorschietstoot soms meer voordeel bieden in het vervolg. Je duwt aanspeelbal en raakbal immers voor je uit, om het overzicht en dikwijls meer controle te behouden. In het bespelen van de situatie mikken op de hoeksplitsing aan de achterzijde van de aanspeelbal. Dat lijkt verwarrend, maar de tekeningen C en D kunnen verduidelijken wat ik schrijf. Een voordeel is, dat er geen aanvullend zijeffect vereist is. Midden op de bal afstoten op rolstoot-hoogte voldoet. Wordt de hoek aan de achterzijde ruimer, dan mag je ook iets lager gaan afstoten dan op rolstoothoogte. Dat doet de stootbal makkelijker wijken, omdat de topspin er uit gehaald is. Niet dieper zakken dan het hart van de bal, omdat de bal kan gaan glijden of zelfs in een trekstootrotatie terecht kan komen.
De praktijk kan veel duidelijk maken. Proberen en er van leren, dat is de simpelste les om ervaring op te doen en zekerder te worden in uw aanpak van lastige situaties op tafel.
Veel plezier toegewenst met doorschietstoten in lijn en onder een hoek.
Cas Juffermans