In de linker situatie ligt de aanspeelbal op een positie tussen punt 32 en 37. Als je halfvol aanspeelt op rechts, dan wijkt de aanspeelbal net voor de hoek eerst uit naar de lange band. Rolt door naar de korte band en rolt uit naar de tweede lange band bij punt 20 ongeveer. Om de stootbal goed uit te laten draaien naar de derde bal is niet alleen voldoende zijeffect vereist, maar ook een afstoot iets onder de hartlijn.
In beide situaties is enig risico aanwezig. Niet te intensief afstoten. De derde bal bereiken is genoeg om te caramboleren. Met een beetje oefening kan de vervolgpositie voor de stootbal richting korte band uitkomen en ligt de positie dominant. Je hebt een vervolgstoot richting de korte band. Van daaruit kun je wat makkelijker je spel vervolgen, omdat je twee lange banden en twee hoeken in de nabijheid hebt om rappelstoten en plaatsstootjes goed te kunnen uitvoeren.
In de rechtersituatie duw je de aanspeelbal via de korte band rond naar de verzamelpositie. De tweede bal aanspelen op drievierde vol links, op rolstoothoogte. De uitval van de stootbal enigszins beperken door af te stoten met tweederde (1 cm. uit het midden) rechts effect. Deze aanspeeldikte geeft veel rolenergie aan de aanspeelbal en remt de stootbal af. Door op rolstoothoogte af te stoten, geef je de stootbal wat meer roltempo. Ook hier is het risico van een nadelige uitkomst volop aanwezig.
Wie niet waagt, die niet wint. Regelmatig oefening verhoogt je feeling voor de moeilijkheden in deze posities. Het kan je in belangrijke partijsituaties goed van pas komen, dat je ervaring hebt opgebouwd met dit type lastige verzamel-mogelijkheden.
Met biljartgroet, Cas Juffermans